Jad

J. Frijthoff

Objectinformatie

Jad

Aan de jad zijn een kleine haak (I. Rosierse, Rotterdam, 1843) en een grote haak (A. Jorning, Amsterdam, 1878) bevestigd.
10220.a
Joodse rituele objecten
Nederlands Zilvermuseum Schoonhoven

Reconstructie van de herkomstgeschiedenis

After 1945-05 <> ?
CADSU, Ministry of Finance, The Hague [en]

? <> ?
: Schenking aan het museum van het Ministerie van Financiën
:
: Inventaris museum; rapport Museale Verwervingen 1940-1948, Amsterdam 1999

Ná 1945-05 <> ?
: CADSU, Ministerie van Financiën, Den Haag
:
: Inventaris museum; rapport Museale Verwervingen 1940-1948, Amsterdam 1999

? <> heden
: Nederlands Zilvermuseum
:

Huidige restitutiestatus

Geen verzoek

Onderzoeksbevindingen

De jad werd tijdens de Tweede Wereldoorlog ingeleverd bij de roofbank Lippmann, Rosenthal & Co. te Amsterdam. Volgens onderzoek in 1993 werd de jad daar ingeleverd door 'L.M. van Esso'. Mogelijk betreft het de firma L.M. van Esso, goud- zilverwerken en horlogerie.

De jad werd tijdens de oorlog naar Duitsland verscheept en kwam na de oorlog in Nederland terecht bij CADSU (Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schade Uitkeringen) van het Ministerie van Financiën. Daar werd aangenomen dat de oorspronkelijke eigenaar de oorlog niet overleefde. Omdat er geen familieleden bekend waren werd de jad aan het museum overgedragen. Naar de herkomstgeschiedenis van deze jad is uitvoerig onderzoek verricht in 1993 en 1994 door de Commissie Joods Erfgoed en in 1999 door Eelke Muller bij het museumonderzoek 1940 – 1945. Er zijn aanwijzingen gevonden dat de jad behoorde tot de handelsvoorraad van de N.V. L.M. van Esso, goud- zilverwerken en horlogerie. Firmant van de juwelierszaak was de joodse Meijer van Esso, zoon van Levie Meijer van Esso (overleden in 1931). In 1941 werd Meijer van Esso op non-actief gesteld en werd een Verwalter aangesteld. Vanaf 19 september 1943 is de zaak gesloten. Meijer van Esso probeerde met zijn gezin te vluchten naar Zwitserland maar werd in Keulen gearresteerd. Drie leden zijn naar Auschwitz gedeporteerd en daar omgebracht. Een dochter overleefde de oorlog. Zij wist van het concentratiekamp Ravensbrück via Zweden terug te komen naar Nederland en emigreerde met haar gezin naar de Verenigde Staten. Het betreft een zilveren jad met een grote en een kleine haak, die aan een ring is bevestigd. Beide haken zijn waarschijnlijk afkomstig van een ander voorwerp. Wanneer de onderdelen zijn geassembleerd is niet bekend. Op de jad staat een inscriptie in het Hebreeuws: 'deze zilveren handwijzer werd geschonken voor het nieuwe boek van de vrouw mevrouw Esther echtgenote van Salomo Kats in het jaar 5577' (1817). Op de grote haak staat een inscriptie in het Hebreeuws: 'Een geschenk aan de gemeente te Briel van Pienas Levie en zijn vrouw, toen hun zoon Eliezer barmizwah werd in het jaar 5638' (1878).