Op een lommerrijke plek, aan de verste oever van een waterpartij, zit onder een boom een fluitspelende vrouw, naar rechts gericht. Ze draagt een blauw gewaad en heeft een bloemkrans in het haar. Voor de rode doek waarop ze zit, liggen nog twee bloemkransen op de grond. Rechts bij haar blote voeten zijn twee rustende schapen. Links van de vrouw liggen een herdersstaf, een grote strohoed en een slingerende banderol met het opschrift: PASTORUM CARMINA LUDO. Op de voorgrond zijn de toppen zichtbaar van het riet dat langs de voorste oever van het water staat. Rechts is een doorkijkje naar het landschap in de verte. Het wandtapijt heeft rondom boorden met een slingerend motief van roodbruine acanthusbladeren met daartussen witte bloemen, waaronder rozen, en in de hoeken een rozet. Aan de binnenzijde van de boorden lopen donkerbruine en roodbruine biezen.
Er zijn geen of onvoldoende herkomstgegevens uit de periode 1933-1945 over dit object bekend. Na onderzoek zijn tot op heden geen bronnen gevonden die informatie over de herkomst kunnen geven. Daarom is er geen uitspraak te doen over mogelijk verdachte herkomst of mogelijk onvrijwillig bezitsverlies.
Kunsthandel J. Stodel verkocht het object op 28 november 1940 aan de Münchener Kunsthandelsgesellschaft. Op 1 december 1941 kwam er een Verwalter in de zaak. Het is niet bekend waar of wanneer Stodel het object heeft verworven.