In het midden, op een steen voor een ruïne met bogen, zit de lentefiguur, afgebeeld als een jonge vrouw. Ze is ten voeten uit afgebeeld, recht van voren en ze kijkt de beschouwer aan. Ze heeft een rol papier op haar schoot en een pen in haar linkerhand. Ze draagt een lichte japon en ze heeft bloemen in haar haren. Door de linkse grote boog is een vergezicht over het water te zien en rechts daarvan een heuvelachtig landschap met een toren. Twee mannen zitten voor de ronde boog: de linker draagt een rode tuniek met een rode hoed met witte pluimen en de rechter draagt een groene tuniek met een groene hoed met witte pluimen. Rechts op de voorgrond staat een grote kale knoestige boom. Op de grond liggen dorre takken. Linksonder gesigneerd. Schilderij zit in een vergulde houten lijst.