Uit het herkomstonderzoek naar de periode 1933-1945 komen indicaties naar voren die wijzen op mogelijk onvrijwillig bezitsverlies.
Het is niet bekend wanneer, hoe of onder welke omstandigheden de kunsthandelaar Schönemann, Amsterdam, dit schilderij heeft verworven. Het is ook niet bekend welke van de Schönemann broers hier bedoeld is. Schönemann heeft het schilderij in augustus 1940 heeft verkocht aan Dienststelle Mühlmann te Den Haag, via Dr. Eduard Plietzsch. Dienststelle Mühlmann verkocht het werk vervolgens door aan Hermann Göring. Van deze organisatie is bekend dat zij tijdens de bezetting heeft aangekocht uit geroofd Joods bezit, zoals bij de Liro of bij onder beheer gestelde/onteigende Joodse kunsthandels. Op dit moment is het echter niet vast te stellen of dit object daaruit afkomstig is; concrete aanknopingspunten voor vervolgonderzoek ontbreken.